Het orgel

BUIKORGEL

We zijn geneigd te denken dat het draaiorgel een typisch Nederlands instrument is, maar dat is maar zeer ten dele waar. Onze draaiorgelcultuur is begonnen in 1875 toen een Belg, Leon Warnies zich aan de Brouwersgracht in Amsterdam vestigde met een verhuurbedrijf van draaiorgels, waaronder dit soort kleine buikorgeltjes, die hij in Duitsland en Italië kocht. Het waren allemaal cilinderorgels: een cilinder met stiften en bruggen (voor de langere noten) bediende de toetsen; boekorgels komen pas in 1892. Leon Warnies was een avonturier die op de boot van Peru naar Nederland door de bliksem werd getroffen en sindsdien blind was. Dat weerhield hem er niet van zijn bedrijf te beginnen dat een gat in de markt bleek te vullen: draaiorgels waren duur en speellieden meestal niet rijk, maar huren konden ze wel! De huurder ‘liep’ (dat is de uitdrukking) dan een jaar, kwam terug naar de werkplaats van Leon; de balg werd geplakt en de nieuwste tophits werden op de cilinder gestoken. Het bedrijf bestelt in 1902 de eerste door Anselme Gavioli in Parijs geïntroduceerde boekorgels. Het resultaat heeft hij niet meer mogen meemaken: hij sterft in 1902. Leons weduwe zet het bedrijf voort en Leons zonen Leon en Gabriël beginnen eveneens een verhuurbedrijf in de Jordaan. Ook schoonzoon Gijs Perlee vestigt zich aan de Westerstraat met een verhuurbedrijf: inmiddels de derde generatie Perlee verhuurt daar nog steeds draaiorgels. In 1923 wordt de voorraad orgels van Leon geveild; de vrees dat alles zou verdwijnen bleek ongegrond: vrijwel alles werd gekocht door de gebroeders Warnies, door Perlee en enige ander verhuurders in Nederland. Ons orgel, waarin een etiket zit van Leon Warnies is vermoedelijk ook in die veiling verkocht en 35 jaar later in de Haagse antiekhandel terecht gekomen, waar wij het konden kopen.

Een houten kist staat op een houten standaard






Nummer: a01

Instrument: Buikorgel

Bouwer, land van herkomst: Anoniem

Bouwjaar: 1870

Type: cilinder/pijpen

Materiaal: iepen(?)hout, bruin

Omvang/ stemming: 24 tonen

Lengte: 615 mm


Al in de achttiende eeuw komen draagbare draaiorgeltjes voor, gemaakt in Mirecourt in de Vogezen, waar ook de Franse vioolproductie ontstond. Voor zover bekend is de oudste afbeelding die in het ‘Gabinetto Armonico’ van Filippe Bonanni uit 1716. Veelal zijn het  dan “serinettes”, kanarie orgeltjes*, zeer kleine orgeltjes bedoeld om kooivogels aan het zingen te krijgen. Ook orgelklokken, ‘Flötenuhren’ werden in de achttiende eeuw volop gemaakt in de Vogezen en het Zwarte Woud. In de tweede helft van de negentiende eeuw komen de buikorgeltjes in de mode: grotere versies van de serinette met meer registers en vooral een groter volume, zodat ze als straatinstrument bruikbaar werden. Ze worden aan een riem voor de buik gedragen en bij het spelen meestal op een stok of schraag neergezet; soms stonden ze op een wagentje. Uit ervaring weet ik dat zo’n hulpmiddel geen overbodige luxe is: ze wegen al gauw zo’n 30 kilo! Ons orgel is ongesigneerd en Duits; het is een ongebruikelijk type: alle pijpen zijn in een blok tegen de onderkant van het orgel aangebracht. Het heeft twee registers: open en gedekte fluiten. Die een octaaf in toonhoogte verschillen. Er staan prachtige liederen op: een van mijn favorieten is “Kolijn, een brave boerenzoon, het puikje van de dorpelingen/ Arbeidzaam, welgemaakt en schoon/ Dorst naar Lisettes hand te dingen…….”.  Dat lied is behalve dat het een prangend sociaal drama vertelt ook belangrijk omdat de melodie voor tal van leerzame en  lugubere smartlappen werd gebruikt.


Maar ook mooi is de Susanna Walzer: “Oh Suzanna, wat ben je wonderschoon, Ik reis met jou de wereld rond en stel je dan tentoon……”. Oud leden van het Groninger studentencorps Vindicat raken daar, op bezoek in ons museum, nog wel eens door geroerd omdat het ook hun kroeglied is: “Oh, Mutua Fides, Jij wonderschone kroeg…..”. Het laatste lied op de cilinder is Wien Nederlansch Blut: “Wien Neêrlands bloed door d’aad’ren vloeit, van vreemde smetten vrij…..”, een volkslied dat we niet meer zo gepast vinden. Als het couplet afgelopen is blijft er nog wat ruimte op de cilinder over, die is gevuld met: “En als we naar de hemel gaan, jenevertje, jenevertje/ En als we naar de hemel gaan, jenevertje gaat mee”! De conclusie van dit verhaal moet zijn dat in Nederland het draaiorgel een grote populariteit kende tot in de jaren '60, die nu een beetje lijkt terug te lopen: de tijden waarin het orgel een mensenmassa om zich verzamelde (de “stand” heette dat) in 1930 zijn voorbij. In het buitenland is het draaiorgel op straat sinds 1900 meer en meer verdwenen. 


Bowes 1972

Buchner 1992

Bonanni 1716

Een close-up van een houten kist met het deksel open

DRAAIORGEL

In 1990 schrijft de BBC een wedstrijd uit “ ..om iets leuks van papier te maken….”. Engelsman Hirdle bedenkt dit ludieke, spelend draaiorgeltje. De Nederlandse fabriek Bürmann Tetterode, toen een papierfabriek, voorzag het van decoraties afkomstig van Nederlands beroemdste draaiorgel “De Arabier” en gaf het als cadeautje mee op een open dag. Via de ontwerper, die nog een flinke voorraad heeft wordt het in Museum Vosbergen verkocht.

Een speelgoedorgel met een blauwe voet en een groepje mensen erop


Nummer: a17

Instrument: Draaiorgel, van papier

Bouwer, land van herkomst: Benjamin Hirdle, Bührmann Tetterode

Bouwjaar: 1990

Type: rollen/pijpen

Materiaal: karton

Omvang/ stemming: 8 tonen

Lengte: 300 mm

In de achttiende en negentiende eeuw werden er zangwedstrijden voor kooivogels georganiseerd en het was dus zaak ze te trainen. Daartoe werden kleine draaiorgeltjes vervaardigd waarmee men uren voor de kooi kon zitten draaien in de hoop de kanarie of vink te stimuleren en vooral hem te laten imiteren. Serin is kanarie in het Frans. Er bestaan ook grotere merlinettes. Essentieel is dat de liedjes eenstemmig zijn.

Een kleine houten kist met het deksel open staat op een houten tafel






Nummer: a05

Instrument: Serinette

Bouwer, land van herkomst: Anoniem

Bouwjaar: 19e

Type: cilinder/pijpen

Materiaal: bruin hout

Omvang/ stemming: 10 tonen

Lengte:285 mm

Intonaorgeltje

Rond 1900 werden dit soort orgeltjes voor in de huiskamer populair. Het versje werd geprogrammeerd op een kartonnen, en later zinken plaat of schijf en de tonen worden gemaakt doormiddel van doorslaande tongen, net als op een accordeon en harmonica. De plaat sluit via toetsen klepjes en een gat of sleuf opent die.

Een zwarte doos met daarop een metalen schijf


Deelcollectie: Automatisch

Nummer: a09

Instrument: Intonaorgeltje

Bouwer, land van herkomst: Phönix, Leipzig

Bouwjaar: 1900

Type: zinken platen/tongen

Materiaal: zwart gelakt hout

Omvang/ stemming: 16

Lengte: 282 mm


Share by: