De draaipiano

kenmerken en geschiedenis

De kleine buikorgels waren in de 19de en 20ste eeuw in ons land, vooral door de verhuurbedrijven, populair maar ze werden nooit in Nederland gemaakt. Veel kwamen er uit Duitsland (Waldkirch), uit Mirecourt in de Vogezen en uit Italië. Ook voor de grote straat- en kermisorgels was dat het geval; de fabriek van Carl Frei in Breda was een uitzondering. Deze straatpiano, ook wel draai- of rugpiano genoemd (je transporteert hem op je rug en hij weegt 35 kg.) is van Luigi Tomasini uit Milaan: hij is ‘fabricatore di pianoforti e cembali a cilindro’. Later ontmoeten we hem als pianofabrikant en vooral restaurateur van museuminstrumenten in Parijs.


Door het repertoire waarvan ik twee aria’s van Verdi kan herkennen: de aria van graaf Di Luna uit Il Trovatore (1853) en de Cavatina van Elvira uit Ernani (1844), dateer ik het instrument op ca. 1850. Opera-aria’s kwamen snel op de straatinstrumenten terecht om het theaterbezoek te stimuleren. De cilinder bevat uitsluitend stiften: elke noot is enkelvoudig, zoals op een gewone piano. De tonen duren door de korte snaren veel minder lang door dan op een gewone piano. Om toch legato te suggereren wordt daarom veel gebruik gemaakt van tremolo.


Deze kleinere draaipiano’s waren in Nederland niet erg in trek, maar in Zuid-Europa zijn ze tot ver in de twintigste eeuw nog te horen geweest. Bij ons waren het de grotere café-instrumenten, die op muntinworp werkten tot ze door de jukebox werden verdreven.

Een draaipiano

Mensen die in Curaçau zijn geweest herkennen hem: het is het kai-orgel van dat eiland, ik vermoed indertijd door Portugezen daarheen gebracht. Het is hetzelfde instrument, alleen vol Caribische liederen gestoken. Ze schijnen daar trouwens ook zeldzaam te worden.


Automatische snaarinstrumenten zijn er in allerlei varianten geweest: ons museum heeft ook een Piano-Orchestrion, het wordt bediend door een klavier en kartonnen boeken en de hamers maken een constant tremolo, waardoor noten lang kunnen worden aangehouden; een soort mandoline- effect. Het was bedoeld voor danszalen en werd automatisch gedraaid met behulp van een kleine hete-luchtmotor, die vrijwel geruisloos is. Ook die werden in Italië (Bologna) en Duitsland (Leipzig) gemaakt.


Haspels 1994

Buchner 1992

Buchner, 1959

Een zwarte doos met het woord orkest erop
Share by: